De introductie van antipsychotica heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de
psychiatrische praktijk. Zij werden al snel een vanzelfsprekend onderdeel, zo niet de
hoofdmoot, van de behandeling van mensen met psychotische symptomen. Detlef Petry
plaatst kanttekeningen bij deze ontwikkeling. Enerzijds worden de negatieve
bijwerkingen ervan sterk onderschat. Anderzijds blijkt de wetenschappelijke
onderbouwing van de effecten van langdurig gebruik van deze middelen flinterdun. Het is
tijd dit schandaal onder ogen te zien. Psychofarmaca (antipsychotica, antidepressiva en
tranquillizers) zijn, naast elektroshock en lobotomie, de enige middelen in de psychiatrie
die ingrijpen in de lichamelijke integriteit van mensen. Daarom verdienen zij onze
aandacht. De antidepressiva zijn onlangs weer in het nieuws geweest. Zij blijken bij zo`n
40% van de patiënten met een depressie, dus bij minstens 200.000 Nederlanders, niet of
onvoldoende effectief te zijn. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek van de
afgelopen 25 jaar is dat van de vele verwachtingen rond de farmacotherapie van
stemmingsstoornissen weinig is uitgekomen (Nolen, 2008). Gegevens over misbruik
van tranquillizers en de gevolgen hiervan voor de volksgezondheid zijn inmiddels
overduidelijk. Of de drastische ingreep van Minister Klink om de benzodiazepinen per 1
januari 2009 niet langer te vergoeden, verder misbruik zal voorkomen, is de vraag.
[NOOT 1] Deze middelen zijn zeer verslavend waardoor plotseling stoppen geen optie is.
De dupe worden weer eens de zwakkere mensen, die ze gewoon niet uit eigen zak
kunnen betalen. In dit artikel wil ik mij concentreren op het langdurige gebruik van
antipsychotica: middelen die bedoeld zijn om de symptomen van een psychose, zoals
stemmen horen en wanen, te bestrijden. [tk] Opkomst van antipsychotica [einde tk] De
introductie van chloorpromazine in 1952 veranderde de psychiatrie. Voor het eerst was
het mogelijk om de ‘positieve symptomen’ (hallucinaties en wanen) van schizofrenie
farmacologisch te behandelen. Maar al snel bleken de tekortkomingen van deze eerste
generatie antipsychotica: ze waren weinig effectief voor ‘negatieve symptomen’, zoals
lusteloosheid en teruggetrokkenheid en veroorzaakten onwillekeurige bewegingen,
bijvoorbeeld van de tong, de ledematen en een zeer belastende onrust in de benen. Veel
mensen zijn hierdoor blijvend gehandicapt geraakt. In 1975 werd Leponex (clozapine) op
de markt gebracht, maar nadat bleek dat 0,7% van de patiënten aan wie dit middel was
bloedlichaampjes ontwikkelde, is het weer snel van de markt gehaald. Acht mensen
overleden uiteindelijk aan deze ‘agranulocytose’. In 1990 werd Leponex opnieuw
geïntroduceerd, dit keer met een streng protocol om dreigende agranulocytose op tijd te
ontdekken. Zo begon het tijdperk van de ‘tweede generatie’ of ‘atypische’ antipsychotica
die minder onwillekeurige bewegingen veroorzaakten. De afgelopen 25 jaar is veel
energie gestoken in de ontwikkeling van antipsychotica die even effectief zijn als Lenopex
en (‘nog’) minder bijwerkingen vertonen. Helaas kon geen van deze atypische
antipsychotica de verwachtingen helemaal waarmaken. Ze leidden weliswaar tot minder
onwillekeurige bewegingen, maar hadden nieuwe bijwerkingen zoals gewichtstoename en
stofwisselingsstoornissen, waaronder diabetes. Een effect op de negatieve symptomen
kon ook voor deze middelen niet worden aangetoond. Hoewel er de afgelopen 25 jaar
54.242 artikelen zijn gepubliceerd die verband houden met de zoekterm ‘antipsychotics’
– dat zijn ongeveer zes artikelen per dag! – is er nauwelijks onderzoek gedaan naar de
effecten van langdurig gebruik van antipsychotica op de lange termijn. Er is in de
literatuur geen evidentie te vinden dat deze middelen als zij lange tijd (20-30 jaar)
worden ingenomen überhaupt nog effectief zijn, dat wil zeggen symptomen bestrijden.
Professor Jim van Os van de Universiteit Maastricht zei hierover in een gesprek letterlijk:
‘Mondiaal bestaat de overtuiging, dat een evidence-based bewijs van de effectiviteit van
symptoombestrijding bij langdurige inname van antipsychotica niet bestaat’. Desondanks
zijn deze middelen de klinische praktijk gaan bepalen (Denys & De Haan, 2008).
Borison was betrokken bij 79 publicaties, waarvan het merendeel gaat over de effecten
van antipsychotica. Zo beïnvloedden ze de richtlijnen die vervolgens bindend worden
voorgeschreven door de vereniging voor psychiaters. [tk] En tegen… [einde tk] Terwijl er
dus alle reden is te twijfelen aan de empirische evidentie onder het idee dat
antipsychotica de essentie vormen van de behandeling van psychosen, zou men gezien
de risico’s die het gebruik van deze medicijnen met zich mee brengen juist zeer
terughoudend moeten zijn met het voorschrijven ervan. Zo leidt de behandeling met het
atypische antipsychoticum Zyprexa tot een verhoogd risico op suikerziekte (diabetes).
De firma Lilly, producent van Zyprexa, heeft de sinds 1999 bekende en alarmerende data
over verhoogd bloedsuiker en manifeste diabetes bij Zyprexa-gebruik bewust
achtergehouden. Toen deze gegevens uiteindelijk toch aan het licht kwamen, moest Lilly
aan 8000 mensen met door Zyprexa veroorzaakte suikerziekte 690 dollar aan
schadevergoeding betalen, wat bij een jaarbudget van 2,4 miljard dollar geen echte
aderlating was. De behandeling met antipsychotica gaat ook samen met een verhoogd
In een Finse prospectieve studie over 17 jaar blijkt de mortaliteit verhoogd met een
factor 2,25. Doodsoorzaken zijn onder meer hartritmestoornissen en trombose.
combinatiebehandeling van antipsychotica met antidepressiva kan tot een verdere
verhoging van de mortaliteit leiden. Tenslotte kunnen antipsychotica leiden tot het
afsterven van hersencellen, afhankelijk van het middel, de dosering en de duur van het
Niet voor niets vergelijkt Kisker, hoogleraar in Hannover, psychofarmaca-therapie met
het kappen van bossen: ‘Door het toedienen van een antipsychoticum kappen wij niet de
geselecteerde bomen (receptoren), maar slaan wij een brede strook in het bos van de
Centraal staat de behandeling met antipsychotica eventueel aangevuld met cognitieve
gedragstherapie. Van een sociaal-psychiatrische benadering is nauwelijks sprake. In de
‘profielschets van de psychiater’ van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie komt
het woord ‘subject’ niet meer voor, net zo min als de term ‘rehabilitatie’. Daarbij beroept
men zich op een solide wetenschappelijke onderbouwing. Wie de moeite neemt goed te
kijken, ziet echter dat deze onderbouwing veel minder solide is dan gesuggereerd wordt.
[ NOOT 2] Er bestaat in de literatuur geen enkele evidentie over een verbetering in het
langetermijnverloop van psychosen door antipsychotica. De - nog altijd geweldige -
langetermijnstudie van Ciompi uit 1976 toonde al aan dat de grote meerderheid van de
onderzochte personen na verloop van 20 jaar zonder antipsychotica leefde. Deze studie
ontkrachtte ook de stelling dat mensen met een psychose ofwel ‘genezen’ (25%) ofwel
belanden in een ‘defectschizofrenie’. Want deze 75% leren leven en omgaan met hun
psychose, vaak zonder antipsychotica (Ciompi & Müller,1976). Toen ik begon met mijn
activiteiten in de rehabilitatie, begin jaren tachtig, was deze studie belangrijk omdat zij
de mythe van de ‘chroniciteit’ en de daarmee verbonden hopeloosheid van tafel veegde.
Chroniciteit is een uiterst stigmatiserend begrip en bestaat alleen in de hoofden van
behandelaars. Mensen bij wie behandeling met uitsluitend antipsychotica onvoldoende
werkte, werden zo afgeschreven als uitbehandeld. Dit is een uiterst beperkte blik op de
behandeling van mensen met psychosen, die de rehabilitatie juist probeerde te
doorbreken. Verder bleken er ook geen eenduidige belooptypes te bestaan, wat voor mij
het belang om gevoelig te zijn voor open, zeer individuele levensprocessen en
levensgebeurtenissen nog eens benadrukte. Ook aan het vele onderzoek naar de
effecten van antipsychotica op korte termijn kleven de nodige problemen. De meeste
data stammen uit het vergelijken van groepen en zeggen daarom weinig over de
individuele patiënt. Bovendien wordt 90% van het onderzoek gefinancierd door de
farmaceutische industrie. Die bepaalt door het toekennen van onderzoeksgelden wat
onderzocht wordt en door wie. Het is dan ook niet vreemd dat de experts die het
onderzoek verrichten vrijwel allen aanhangers zijn van het paradigma van de biologische
psychiatrie. En gezien de enorme financiële belangen die ermee gemoeid zijn, is het
evenmin vreemd dat de industrie direct of indirect invloed uitoefent op de (publicatie
van) onderzoeksresultaten. In zijn boek ‘Mad in America’ schetst Robert Whitaker (2002)
een ontluisterend beeld van deze onderzoekspraktijk. Manipulatie en omkoping van
onderzoekers blijken op grote schaal voor te komen. Als voorbeeld kan het verhaal van
Richard Borison dienen, die voor geneesmiddelenfabrikant SmithKline een groot
vergelijkend onderzoek zou uitvoeren. Hij kreeg hiervoor veel geld, maar voerde het
onderzoek niet uit. Wel presenteerde hij prachtige, voor zijn opdrachtgever zeer gunstige
resultaten, die hij gewoon uit zijn duim gezogen had. Zijn bedrog kwam aan het licht,
maar verhinderde niet dat hij twee jaar later benoemd werd tot hoogleraar aan het
Medical College van Georgia, waar hij opnieuw grote onderzoeksopdrachten van de
farmaceutische industrie binnensleepte. De uitvoering daarvan liet hij over aan
onvoldoende gekwalificeerde mede werkers en hij maakte zich schuldig aan omkoping en
het vervalsen van data. Uiteindelijk verdween Borison voor 15 jaar achter tralies, maar
intussen zijn de ‘prachtige onderzoeksresultaten’ die hij genereerde gepubliceerd in voor
aanstaande tijdschriften. Borison was betrokken bij 79 publicaties, waarvan het
merendeel gaat over de effecten van antipsychotica. Zo beïnvloedden ze de richtlijnen
die vervolgens bindend worden voorgeschreven door de vereniging voor psychiaters. [tk]
En tegen… [einde tk] Terwijl er dus alle reden is te twijfelen aan de empirische evidentie
onder het idee dat antipsychotica de essentie vormen van de behandeling van psychosen,
zou men gezien de risico’s die het gebruik van deze medicijnen met zich mee brengen
juist zeer terughoudend moeten zijn met het voorschrijven ervan. Zo leidt de
behandeling met het atypische antipsychoticum Zyprexa tot een verhoogd risico op
suikerziekte (diabetes). De firma Lilly, producent van Zyprexa, heeft de sinds 1999
bekende en alarmerende data over verhoogd bloedsuiker en manifeste diabetes bij
Zyprexa-gebruik bewust achtergehouden. Toen deze gegevens uiteindelijk toch aan het
licht kwamen, moest Lilly aan 8000 mensen met door Zyprexa veroorzaakte suikerziekte
690 dollar aan schadevergoeding betalen, wat bij een jaarbudget van 2,4 miljard dollar
geen echte aderlating was. De behandeling met antipsychotica gaat ook samen met een
verhoogd sterftecijfer. In een Finse prospectieve studie over 17 jaar blijkt de mortaliteit
verhoogd met een factor 2,25. Doodsoorzaken zijn onder meer hartritmestoornissen en
trombose. (Beurskens, 2005; Joukomaa e.a., 2006) De steeds vaker toegepaste
combinatiebehandeling van antipsychotica met antidepressiva kan tot een verdere
verhoging van de mortaliteit leiden. Tenslotte kunnen antipsychotica leiden tot het
afsterven van hersencellen, afhankelijk van het middel, de dosering en de duur van het
gebruik (Lieberman, 2005). Niet voor niets vergelijkt Kisker, hoogleraar in Hannover,
psychofarmaca-therapie met het kappen van bossen: ‘Door het toedienen van een
antipsychoticum kappen wij niet de geselecteerde bomen (receptoren), maar slaan wij
een brede strook in het bos van de neuronen in de hersenen.
Een soort ontbossing, vergelijkbaar met de ontbossing van de oerwouden in Zuid-
Amerika en Azië, met alle gevolgen van dien voor het ‘klimaat’ van de hersenen’. Over de
documentaire ‘Elle s`appelle Sabine’ (zie de filmrubriek in dit nummer – red.) schrijft de
actrice Sandrine Bonnaire: ‘Mijn levenslustige, maar wat onaangepaste zuster, hooguit
een beetje anders, veranderde in een loodzware levensmoede vrouw. Sabine is een
schim van wie ze was. Daar houd ik de Franse gezondheidszorg verantwoordelijk voor.
Het is nog steeds goedkoper om psychiatrische patiënten op te sluiten in ziekenhuizen
dan om ze een menswaardig huis te geven. Het schandalige is dat Sabine, ook al woont
zij nu in een gezinsvervangend tehuis, nooit meer de oude zal worden, omdat de
medicijnen haar voorgoed hebben veranderd. Mijn film is een aanklacht, een politiek
statement. En helaas, voor veel mensen in Frankrijk nog steeds een eye-opener’.
(Bonnaire, 2008) [tk] Aanbevelingen voor de wetenschap [einde tk] Psychiaters worden
dagelijks geconfronteerd met complexe biopsychosociale levensprobleemsituaties.Wil hun
expertise daarop aansluiten, dan moet de psychiatrie zich tot een interdisciplinaire,
geïntegreerde wetenschap van de mens ontwikkelen. De onderzoeksagenda van de
psychiatrie mag niet bepaald worden door het winstbejag van de farmaceutische
industrie. Patiënten en hun naasten zouden bij farmacologisch onderzoek moeten worden
betrokken; volledige transparantie van alle data is daarbij noodzakelijk. Maar ook het
afbouwen van psychofarmaca zou een belangrijk onderzoeksthema kunnen zijn,
onmiddellijk relevant voor de behandeling van mensen die vele jaren onnodig door deze
middelen zijn vergiftigd (Lehmann,1998; Breggin,1996). Chronische patiënten krijgen –
niet alleen in de psychiatrie – veel minder aandacht dan zij verdienen. Frank Franzen
stelde het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing voor de behandeling van
chronisch zieken aan de kaak: ‘Als u chronisch ziek bent, heeft u een probleem waar nog
nooit goed onderzoek naar gedaan is. Het zou eigenlijk het speerpunt van elke arts
moeten zijn. Wetenschappelijk zijn chronisch zieken blijkbaar niet interessant. Maar als
je chronisch zieken beter wilt maken, moeten wij erkennen dat de wetenschap tot
dusverre heeft gefaald’. Klaus Dörner, vooruitstrevend Duits sociaal-psychiater en
hoogleraar sluit hierbij aan: ‘Elke behandeling en elk onderzoek moet uitgaan van de
‘laatste’ (chronische) mens, anders is de rest van behandeling en onderzoek geen knip
voor de neus waard.’ …en voor de zorg Aangezien de problemen waarmee mensen in de
psychiatrie komen altijd gesitueerd zijn in hun biopsychosociale levenscontext, moeten
ook behandeling en zorg integraal en sociaal-psychiatrisch zijn (rehabilitatie, ACT, sociale
psychiatrie). De vraag of farmacologische behandeling zinvol of nodig is, kan binnen dit
kader bespreekbaar worden: ‘eerst praten, dan pillen’. In dit verband spreekt Volkmar
Aderhold van ‘participatieve farmacotherapie’: alleen na een gelijkwaardige, open en
eerlijke onderhandeling wordt eventueel gestart met farmacotherapie. We moeten
volledig open zijn over werking en bijwerking en ervoor zorgen dat we worden begrepen.
Wij mogen ons niet langer verbergen achter dopaminerge receptoren, neurotransmitters
en andere voor de betrokkenen onbegrijpelijke ‘wartaal’. Alleen zo kan de
keuzemogelijkheid voor de betrokkenen worden vergroot. Rest de vraag hoe mensen met
een psychose het beste kunnen worden opgevangen of verzorgd. Ik wil aandacht vragen
voor twee benaderingen, die in elkaars verlengde liggen. In het Soteria Project worden
mensen met acute, beginnende psychosen niet opgenomen in gesloten afdelingen van
psychiatrische inrichtingen, maar in kleinschalige huizen, waar het interieur warm en
uitnodigend is en waar men niet het gevoel krijgt opgesloten te zijn. De hulpverleners
zijn accepterend, uitnodigend en gewoon vriendelijk, waardoor de eerste angsten snel
verminderen. Medicatie wordt alleen indien nodig voorgeschreven, volgens het principe
van de ‘participerende farmacotherapie’ (Domen & Deibert, 2008; Petry,1995). Voor
mensen die langdurig en ernstig psychisch hebben geleden in hun leven, ontwikkelde
Douglas Bennett een manier van werken die vergelijkbaar is met die van Soteria: ‘A ward
in a house’ (een afdeling in een woning). Deze mensen moeten kunnen wonen in een
gewoon huis, maar hebben recht op evenveel zorg en hulpverlening als patiënten op een
klassieke klinische afdeling. Vanwege de tijdsdimensie – vaak een heel leven lang –
noemen we deze hulpverleners hier ‘levensbegeleiders’. Hun taak is hulp en begeleiding
bieden in het gewone dagelijkse leven en helpen, dienstbaar zijn, bij het herstelproces.
Zij zijn dus geen traditionele psychiatrisch verpleegkundigen of psychiaters, maar
mensen met veel levenservaring, bezieling en een groot hart voor mensen met
langdurige problemen. Dit zou ook een uitstekende context zijn om te kijken of het
mogelijk is het gebruik van antipsychotica – die deze mensen vaak al heel lang slikken –
niet verminderd of zelfs gestopt kan worden. Dan moeten er natuurlijk wel voldoende
levensbegeleiders zijn, het liefst één per patiënt (Kops e.a, 1996). In de huidige
psychiatrie, waarin marktwerking en productie voorop staan, klinkt dit als vloeken in de
kerk. Maar dat is ook mijn bedoeling: vloeken in de kerk van een psychiatrie, die door
ontzieling en beheersing wordt bedreigd. Deze mensen hebben echt geleden in en aan de
psychiatrie en zijn jarenlang vergiftigd door antipsychotica, die geen enkel effect meer
hebben op hun symptomen. Het is hoogste tijd dit schandaal onder ogen te zien en ons
te bevrijden uit de ketenen van een ‘giftige psychiatrie’.
Peter H Andersen Department of Dermatology Marselisborg Hospital P.P Orumsgade 11 DK-8000 Ärhus C. Title: Treatment of recurrent herpes labialis (cold sores) using trans-cutaneous electrical nerve stimulation Purpose: To investigate if recurrent attacks of herpes labialis may be prevented or the severity diminished using trans-cutanneous electrical nerve stimulation (TCNS)
Developing Interpersonal Psychotherapy (IPT) in Gloucestershire Introduction This paper describes IPT; its evidence base and uses. It also explains how IPT has been developed in Gloucestershire so far and sets out a vision for the future. What is IPT? IPT is a short to medium term, manualised psychological therapy that was originally devised for the treatment of depression withi